De rol van het slachtoffer in het strafprocesrecht
Tot de jaren negentig was er maar weinig aandacht voor de rol van het slachtoffer in het strafprocesrecht. Gedurende de afgelopen twintig jaar is deze rol enorm versterkt. Dit heeft te maken met twee belangrijke maatschappelijke ontwikkelingen: enerzijds de emancipatie van de vrouw, waarbij er steeds meer aandacht ontstond voor de vrouwelijke slachtoffers en anderzijds de toename van het aantal burgers dat in een slachtofferpositie terecht kwam, door een enorme toename van de criminaliteit. Slachtoffers wilden niet meer stil zijn, zij wilden gehoord worden. Op 1 juli 2016 werd er aan deze wens gehoor gegeven, door onder andere de invoering van het onbeperkte spreekrecht.
Onbeperkt spreekrecht
Als slachtoffer of als nabestaande van een ernstig misdrijf, heb je sinds 1 juli 2016 een onbeperkt spreekrecht tijdens de terechtzitting. Dit houdt onder andere in, dat slachtoffers of nabestaanden zich tijdens de uitoefening van het spreekrecht niet hoeven te beperken tot de gevolgen van het strafbare feit, maar dat zij zich nu ook mogen uiten over het strafbare feit, de mogelijke bewezenverklaring, de schuld van de verdachte en de hoogte van de straf. Het spreekrecht van een slachtoffer of van een nabestaande wordt nu op geen enkele wijze beperkt. Dit kan voor een spreekgerechtigde erg fijn zijn, want in plaats van dat er enkel aandacht bestond voor de verdachte is er nu ook aandacht voor de spreekgerechtigde. Dit laat dan ook meteen het belang van het spreekrecht zien: de aandacht van de rechter gaat tijdens een zitting niet meer enkel uit naar de verdachte. Door het in beeld brengen van het slachtoffer of van de nabestaande, kan voor de Officier van Justitie en de rechter(s) een beter beeld geschetst worden van de impact die het vermeende feit heeft gehad.
Risico’s voor het strafproces
Na een aantal jaar lijkt er zich een discussie te hebben ontwikkeld over de grenzen van het hierboven genoemde spreekrecht. Er wordt dan ook vaak de vraag gesteld of het spreekrecht niet raakt aan de procedurele rechtvaardigheid en de onschuldpresumptie, twee kernwaarden binnen het Nederlandse strafproces. Deze onschuldpresumptie, een grondbeginsel in het strafrecht, dat bepaalt dat eenieder voor onschuldig moet worden gehouden tot het tegendeel bewezen is, maakt dat het voor zowel publieke ambtenaren als voor vertegenwoordigers van de Staat niet is toegestaan om uitspraken te doen over de schuld van een verdachte, voordat deze verdachte veroordeeld is. Strafrechtadvocaat Peter Plasman maakt zich echter zorgen om bovenstaand verschijnsel. Plasman is van mening dat rechters niet op een gepaste wijze om zullen gaan met het verhaal van het slachtoffer, terwijl er vaak snel door de emoties van de verdachte heen wordt geprikt. Doordat een slachtoffer zijn ervaring op zitting toelicht en stelt waarom hij vindt dat de verdachte de door hem bedachte straf verdient, kan er door de verdachte juist de perceptie ontstaan dat er geen sprake is van een eerlijk proces, omdat hij nu al als dader wordt aangemerkt.[1]
Volgens Bart Nooitgedagt, voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Strafrechtadvocaten, leidt het spreekrecht tot een verharding van het strafprocesrecht.[2] De verdachte moet zich nu niet enkel meer verdedigen tegen hetgeen wat de Officier van Justitie stelt, maar de verdachte moet zich nu ook gaan verdedigen tegen de woorden van het slachtoffer. Nooitgedagt benadrukt nog maar eens dat het strafprocesrecht draait om waarheidsvinding. Het spreekrecht kan er volgens hem juist voor zorgen dat een rechter, alvorens hij toekomt aan de beantwoording van de schuldvraag, bevooroordeeld raakt.
Maar niet enkel brengt het onbeperkte spreekrecht risico’s mee voor de verdachte. Ook het slachtoffer kan nadelen ondervinden van dit ‘spreekrecht zonder grenzen’. Eén van de nadelen die een slachtoffer door het spreekrecht zou kunnen ervaren is gelegen in het fenomeen ‘secundaire victimisatie’: de schade en het leed van het slachtoffer worden dan door het strafproces juist verergerd. Het bestaan van het spreekrecht zorgt er namelijk niet per se voor dat een slachtoffer of een nabestaande zich na het uitoefenen van zijn recht gehoord of geloofd voelt. De spreekgerechtigde kan immers flink aan de tand gevoeld worden door de raadsman van de verdachte. Deze gang van zaken maakt dat een slachtoffer zich nu juist opnieuw slachtoffer kan voelen of dat deze persoon het leed dat hij of zij ondervonden heeft ten gevolge van het vermeende misdrijf opnieuw kan ervaren. Daarnaast kan het spreekrecht ook grote teleurstelling met zich meebrengen, indien de door de rechter opgelegde straf lager uitvalt dan de straf die het slachtoffer zelf heeft voorgesteld tijdens het uitoefenen van zijn spreekrecht.
Een passende oplossing?
Om de nadelen van het spreekrecht te beperken is er een ‘tweefasenproces’ voorgesteld. Dit proces bestaat, zoals de naam al verklapt, uit twee fasen: alvorens de rechter beslist over de op te leggen straf, beantwoordt hij de schuldvraag. In de eerste fase zal er nog geen aandacht zijn voor de rol van het slachtoffer. Hier wordt enkel een antwoord gevormd op de schuldvraag. In de tweede fase, waarin de strafmaat wordt bepaald, krijgt het slachtoffer nu wel de ruimte om zijn verhaal naar voren te brengen. Met toepassing van dit tweefasenproces zou er in theorie recht worden gedaan aan de onschuldpresumptie van de verdachte, terwijl het slachtoffer alsnog gebruik kan maken van zijn spreekrecht.
Helaas bleek al meteen na het onderzoeken van de voor- en nadelen van het tweefasenproces door het Wetenschappelijk Onderzoek en Documentatiecentrum (hierna: WODC), dat ook deze vorm van het strafproces geen juiste oplossing biedt. Over de schuldvraag wordt vaak tot aan de Hoge Raad doorgeprocedeerd. Dit zou betekenen, dat het veel te lang zou duren voor er een straf kan worden toegekend. In plaats van het tweefasenproces raden de onderzoekers van het WODC het ‘adviesrecht’ aan. Het slachtoffer zou hier zijn mening mogen geven over de mogelijke bewezenverklaring, de kwalificatie van het feit, de schuld van de verdachte en de passende strafmaat. De mening van het slachtoffer zou nu bovendien processuele gevolgen hebben. Bijstand van een raadsman zou hier wel noodzakelijk zijn, omdat de gemiddelde mens niet beschikt over de toereikende juridische kennis die hiervoor vereist is. Dit adviesrecht vond echter onvoldoende steun in de Tweede Kamer.
Het recht is een instrument dat altijd onderhevig zal zijn aan ontwikkeling. Het spreekrecht beantwoordde de maatschappelijke behoefte aan een sterkere rol van het slachtoffer en is daarnaast een effectieve manier om het slachtoffer een veelbetekenende rol te geven zodat het slachtoffer ook enige betrokkenheid bij het strafprocesrecht krijgt. De vraag die aan de orde is, is de vraag of dit spreekrecht niet toch een meer nauwkeurige uitwerking vereist. Deze uitwerking zou ervoor zorgen dat geen afbreuk wordt gedaan aan zowel het spreekrecht van het slachtoffer als aan de onschuldpresumptie van de verdachte. Hierdoor zou mogelijke secundaire victimisatie kunnen worden voorkomen.
Door: Marloes Hengeveld en Lieve Boeve
Bronnen:
[2] https://www.mr-online.nl/strafadvocaten-zien-niks-in-onbeperkt-spreekrecht-slachtoffers/
https://www.njb.nl/blogs/het-slachtoffer-als-mede-eiser/
https://www.wodc.nl/onderzoeksdatabase/2840-positie-van-de-slachtofferadvocatuur.aspx
https://www.advocatenblad.nl/2019/02/28/rol-slachtoffer-eerst-maar-eens-bestaande-rechten-naleven/